Het rookgasafvoerkanaal

Het rookgasafvoerkanaal moet aangepast zijn aan het toestel en aan de brandstof

Wat veel mensen niet weten is dat een schoorsteen/rookgasafvoerkanaal moet aangepast zijn aan het toestel dat erop aangesloten wordt. Vooral omdat de laatste jaren meer en meer gebruik gemaakt wordt van hoogrendementsketels, die zowel op gas als op stookolie werken.

De klassieke schoorsteen met een gemetselde standaardbuis van 20 cm/20 cm is dan niet langer aangepast. Alvorens men zijn verwarmingstoestel vervangt, moet men eerst nagaan aan welke eisen (materiaal, diameter, hoogte) de rookgasafvoer moet beantwoorden en de nodige aanpassingswerken uitvoeren: het kan aangewezen zijn om een rookgasafvoerkanaal in de schoorsteen te plaatsen (tubering) of om de schoorsteen te verhogen.

De doorsnede van het rookgasafvoerkanaal moet overal gelijk zijn

Een vernauwing of oneffenheid in het rookgasafvoerkanaal veroorzaakt turbulentie en vertraagt het opstijgen van de rookgassen. Elke bruuske vernauwing of verbreding van het afvoerkanaal moet vermeden worden.

Men moet opletten voor neerslag van roet op de wanden die de diameter van het afvoerkanaal doet afnemen of voor puin dat soms de volledige doorgang kan blokkeren. Ook moet men oppassen voor aansluitingkanalen of dwarsbalken die te diep in de schouw doordringen.

Vogelnesten, vooral van kauwen, kunnen de volledige doorgang van de rookgasafvoer blokkeren.

Ronde buizen zijn te verkiezen boven vierkante of rechthoekige.

De diameter moet eveneens aangepast zijn: een te smalle rookgasafvoer zal de rookgassen niet voldoende kunnen evacueren. Bij een te grote diameter zullen de rookgassen te snel afgekoeld worden, waardoor condensatie op de wanden optreedt.

De diameter van het rookgasafvoerkanaal mag nooit kleiner zijn dan de diameter van de afvoeraansluiting van het toestel. 

Het rookgasafvoerkanaal moet zo vertikaal mogelijk geplaatst zijn

Ellebogen en horizontale stukken verstoren de trek en bevorderen de afzetting van vervuiling in de kanalen, waardoor ze geleidelijk aan verstoppen.

Indien niet anders mogelijk, mag de elleboog niet scherper zijn 45° en moet zelfs minder dan 30° zijn voor apparaten met vaste brandstoffen (hout, kolen).

Er mogen ten hoogste 2 ellebogen per rookafvoer zijn. 

Het vertikaal deel van het rookgasafvoerkanaal moet minstens twee keer zo lang zijn als het horizontaal deel, gemeten vanaf het toestel tot de uitmonding in het afvoerkanaal.

Er mag slechts één toestel aangesloten zijn op een rookgasafvoerkanaal.

Het rookgasafvoerkanaal moet voldoende geïsoleerd zijn

Om condensatieproblemen te voorkomen en om zo weinig mogelijk warmte te verliezen, zou de rookgasafvoer zich binnen in het huis moeten bevinden. De isolatie van de afvoerkanalen moet des te groter zijn als deze tegen een buitenmuur aanleunen of door niet-verwarmde vertrekken gaan.

Het hogere rendement van de nieuwe ketels brengt een lagere temperatuur van de uitgestoten rookgassen mee. Dit verhoogt het risico op condensatie in het afvoerkanaal. Voor de huidige laagtemperatuurs mazoutketels en gasketels spreekt men nu van temperaturen van rond de 160°C daar waar vroeger 300°C bereikt werd. Voor condensatieketels komt men zelfs tot minder dan 60°C.

De rookgasafvoerkanalen moeten luchtdicht zijn  

De aanwezigheid van luchtblaasjes onder het behangpapier of roetsporen op de muren van de schoorsteen geeft aan dat er waarschijnlijk scheurtjes zijn in de schoorsteen. Na een aardbeving of een inzakking van de grond (erosie, oude mijngalerijen,...) is een regelmatige controle van de trekkwaliteit vereist (elk scheurtje in de schoorsteen veroorzaakt turbulentie en remt het opstijgen van de rookgassen).

Het is eveneens belangrijk dat de openingen voor het schoorsteenvegen hermetisch afgesloten zijn.

Soms geven spleten aanleiding tot een verbinding tussen twee rookgaskanalen.

De rookgasafvoerkanalen moeten voldoende hoog zijn  

Hoe hoger het rookgasafvoerkanaal, des te groter zal de stijgende kracht zijn van de rookgassen en des te beter de trek hierin.

Wanneer het rookgasafvoerkanaal niet boven de nok van het dak uitsteekt of wanneer hij zich tegen de gevel of vlakbij een hoger aanpalend gebouw bevindt; kan de wind in het kanaal slaan en de rookgassen terug de woning inblazen. Daarom moet het uiteinde van de rookgasafvoer op het dak aan duidelijke eisen beantwoorden (norm NBN B61-002 zie schema).

     

In zone 2 is een statisch afvoerkap (valwindafleider) onontbeerlijk. Dit moet ook in de omgeving van obstakels (bomen, gebouwen).

Mechanische rookgasafvoertoestellen (ronddraaiende aspiratoren) worden afgeraden omdat, wanneer zij zich om één of andere reden uitschakelen, hun aanwezigheid een belemmering vormt voor de goede evacuatie van de rookgassen.

Indien de schoorsteen/het rookgasafvoerkanaal moet verhoogd worden, moet de diameter gelijk blijven en moet isolerend materiaal gebruikt worden.

Indien de schoorsteen meer dan 1,5 m boven de nok uitsteekt moet ze ondersteund of vastgemaakt worden. 

Eindstukken (schoorsteenkappen) mogen de evacuatie van de rookgassen niet hinderen

Het eindstuk (de schoorsteenkap) dient om regen en andere neerslag in het rookgasafvoerkanaal te vermijden. Vochtigheid en de verdamping van regen in de rookgasafvoer doet de temperatuur dalen en hindert het opstijgen van de rookgassen. Het eindstuk (de schoorsteenkap) moet zodanig geplaatst worden dat de afvoer van de verbrandingsgassen niet gehinderd wordt. De afstand tot de schoorsteenmond moet voldoende groot zijn. Een gewone afdekplaat is echter onvoldoende, die houdt de regen wel tegen, maar regelt de randdruk niet. Statische trekkappen en statische rookzuigers van het Tira-Trek type doen dit wel.

Decoratieve elementen mogen boven de schoorsteen aangebracht worden, voor zover zij de trek niet nadelig beïnvloeden. De diameter van het rookgasafvoerkanaal mag zeker niet verkleinen ter hoogte van deze elementen. Het marinemodel en de decoratieve trekkap zijn af te raden, wegens geen doorstroming en te kleine oppervlakte van de openingen.