Verwarmingstoestellen op mazout

De voornaamste oorzaken van het vrijkomen van CO bij verwarmingstoestellen op mazout zijn:

  • Onvoldoende aanvoer van verse lucht.

Om één liter brandstof te verbranden heeft men in theorie 10 m3 lucht nodig, in de praktijk 12 tot 15 m3! Men moet dus een toevoer van verse lucht voorzien, die rechtstreeks van buiten komt met een vrije netto doorsnede van 3 cm²/kW en met een minimum van 50 cm², eventueel te verhogen met het nodige volume voor de ventilatie van de opstellingsruimte. 

  • Slechte afvoer van de verbrandingsgassen door de schoorsteen.

Aangezien mazout kleine hoeveelheden zwavel bevat en er bij de verbranding mogelijks waterdamp ontstaat, kan er in de rook zwavelzuur gevormd worden. De zure rook tast de voegen en het cement aan van traditionele schoorstenen en van de metalen buizen, die niet uit degelijk roestvast staal vervaardigd zijn.

Bij condenserende ketels kunnen, gezien de geringere rookgastemperatuur, de verbrandingsgassen afgevoerd worden, via een rookgaskanaal uit kunststof (PP, temperatuursklasse T120).

  • De brander is niet aangepast aan het toestel.

Als het geleverde vermogen van de brander bijvoorbeeld te groot is voor de ketel, is er een slechte verdeling van lucht rond de vlam. Hierdoor verhoogt het risico op onvolledige verbranding en vorming van CO.

  • Een vuile brander

  • Een slechte vermenging lucht-brandstof

 

Het is van essentieel belang dat het toestel wordt geplaatst in een goed verluchte ruimte (een voldoende grote ventilatieopening voorzien). Deze ruimte moet ook schoon zijn: liever geen mand van een huisdier of een droger in dezelfde ruimte. De haren en pluizen kunnen de opening van de luchttoevoer blokkeren en ook de branderventilator vervuilen, waardoor het luchtvolume voor de optimale verbranding niet bereikt wordt.