De ventilatie

Alle toestellen voor verwarming en voor de productie van warm water, met uitzondering van luchtdichte of gesloten toestellen, verbruiken voor de verbranding lucht uit het lokaal waarin zij opgesteld staan. Onvoldoende aanvoer van verse lucht kan de oorzaak zijn van volgende problemen:

  • Onvolledige verbranding en dus productie van CO.

  • Terugslag van rookgassen in het lokaal door trekproblemen te wijten aan de onderdruk in het lokaal.

Men moet weten dat bij de verbranding van 1 m3 gas of 1 liter stookolie zo’n 10 m³ lucht verbruikt wordt en bij de verbranding van 1 kg antraciet 15 m3 lucht. Om de aanvoer van deze hoeveelheden lucht te garanderen, moeten niet afsluitbare openingen voor de aanvoer van verbrandingslucht aanwezig zijn. Ideaal is een ventilatieopening die rechtstreeks in contact komt met de buitenlucht. Indien dit niet mogelijk is, mogen maximaal 2 doorstroomopeningen voorzien worden. Om grote drukverschillen te vermijden is het beter om luchtaanvoer te voorzien aan twee zijden van het huis.

Men kan in huis toestellen aantreffen die lucht afzuigen. Deze toestellen evacueren de lucht uit een kamer naar buiten: bijvoorbeeld een dampkap (tot 1000 m3 lucht per uur), mechanische verluchting (ventilator in het venster), droogkast met uitwendige evacuatie. Al deze toestellen kunnen onderdruk veroorzaken in de ruimte waarin zij staan opgesteld. Door onderdruk worden de rookgassen in de schoorsteen terug naar de kamer getrokken.

Vernieuwingen in huis kunnen van grote invloed zijn op de ventilatie. In oude huizen kan bijvoorbeeld de luchttoevoer gebeuren via spleten rond de ramen. Wanneer nieuwe ramen geplaatst worden en geen ventilatie wordt voorzien, kan het zijn dat er onvoldoende verse lucht wordt aangevoerd, waardoor er een onderdruk ontstaat in de kamer waar een verbrandingstoestel staat opgesteld en de rookgassen terug in de kamer worden gezogen. Hetzelfde kan gebeuren wanneer men in een periode van extreme koude de spleten rond de ramen probeert af te dichten.