Ratten- en muizenvergif op basis van anticoagulantia bij honden en katten

Deze tekst is bedoeld voor professionelen. Het is mogelijk dat je niet alle gebruikte termen begrijpt. 

De meeste rodenticides bevatten anticoagulantia. De noodzaak om Vitamine K1 toe te dienen, hangt af van de ingenomen hoeveelheid. In geval van twijfel, kan het herhaaldelijk prikken van een PTQuick helpen om te beslissen. De behandeling moet minstens 4 weken duren. 

Inleiding

Jaarlijks ontvangt het Antigifcentrum ongeveer 750 oproepen(*) voor blootstellingen aan muizen- of rattenvergif. Het overgrote deel van deze oproepen is voor dieren (70%). Het restant zijn de intoxicaties bij mensen, waarbij volwassenen en kinderen evenwichtig vertegenwoordigd zijn. Bij kinderen gaat het voornamelijk over inname van beperkte hoeveelheden. Bij volwassenen gaat het in 20% van de gevallen om een zelfmoordpoging.

Bij deze oproepen over ratten-en muizenvergif blijkt het actief bestanddeel in 10% van de gevallen alfa-chloralose te zijn en in 65% anticoagulantia. Bij ongeveer 25% van de oproepen blijft het actief bestanddeel onbekend.

De meeste producten om muizen en ratten te bestrijden, zijn gemaakt op basis van anticoagulantia. Deze stoffen veroorzaken een verhoogde bloedingneiging. De reden hiervoor is dat ze een tekort veroorzaken van het actieve Vitamine K. Dit vitamine zorgt er voor dat de niet-functionele precursors van stollingsfactoren II, VII, IX, X, Proteïne S en Proteïne C naar hun actieve vorm worden omgezet. Het gevolg is dus een tekort van deze stollingsfactoren. Een stollingsstoornis wordt pas duidelijk als één van de factoren met 70 % gedaald is. En daar Factor VII het kortste half-leven heeft (5 uur) is een stollingsstoornis pas meetbaar na 15 tot 24 uur. Klinische effecten zijn pas te verwachten na 2 tot 3 dagen of langer.

Naast de anticoagulantia zijn er soms nog een aantal andere (meestal oudere) producten in gebruik. Onderstaande richtlijnen zijn alleen bedoeld voor vergiftigingen met anticoagulantia. Bij deze laatste staat er meestal op de verpakking dat het om een bloedstollingremmend middel gaat en dat het antidotum Vitamine K1 is. Neem in geval van twijfel contact op met het Antigifcentrum (070 245 245).

Toxiciteit

De LD50 (dosis waarbij 50% van de honden sterft) heeft een range die gaat van 0,25 mg/kg voor brodifacoum tot 50 mg/kg voor difenacoum. Voor een hond van 20 kg met een concentratie van 0.005% actief product komt dat bijvoorbeeld voor brodifacoum overeen met 100 gram lokaas. Hierbij dient men wel rekening te houden met de volgende opmerkingen:

  • Het gaat hier om een LD50. De laagste dosis die letaal is, is niet gekend.
  • Het gaat ook om kleine aantallen proefdieren.
  • Sommige rassen zijn gevoeliger.
  • Repetitieve innamen komen vaak voor en worden meestal niet opgemerkt.

Het is dus vaak moeilijk om op basis van de ingenomen hoeveelheid (zie ook verder) al dan niet een therapie te starten.

Het half-leven van deze producten bedraagt voor warfarine 1 à 2 dagen, maar voor de andere (langwerkende) zijn er half-levens tot 170 dagen gekend! Dat houdt in dat als een therapie nodig is, deze langdurig gegeven moet worden. Men heeft al behandelingen moeten geven van verschillende maanden.

Het geven van een éénmalige dosis, of een therapie van enkele dagen, heeft dan ook geen enkele zin. Het bemoeilijkt bovendien de diagnose.

Symptomen

Na inname kan er spontaan braken optreden.

Bij honden zien we vaak als eerste (en soms enige) symptomen:

  • Lethargie.
  • Dyspnoe.
  • Moeilijk bewegen (als gevolg van de gewrichtsbloedingen).

De intoxicaties kunnen ingedeeld worden in:

  • Lichte intoxicaties:
    • Alleen stollingsstoornissen (gestoorde PT Quick, geen symptomen).
  • Zware intoxicaties:
    • Hematomen.
    • Hematurie.
    • Bloed in stoelgang.
    • Langdurig bloeden van kleine wonden.
    • Slijmvlies bloedingen.
  • Zeer zware intoxicaties:
    • Retroperitoneaal hematoom.
    • Zware gastro-intestinale bloedingen.
    • Intracraniële hemorrhagie met ataxie, coma en convulsies.
    • Massieve interne bloedingen met shock.

En als gevolg van het bloedverlies kan er hypotensie en tachycardie ontstaan.

Wat te doen bij inname?

Alles hangt hier af van de ingenomen hoeveelheid. In vergelijking met muizen en ratten moet een hond al een relatief grote hoeveelheid innemen om gevolgen te ondervinden. Muizen en ratten zijn immers gevoeliger dan honden voor de effecten van anticoagulantia en zijn bovendien veel kleiner. Het is meestal onmogelijk om de juiste hoeveelheid in te schatten, die een hond heeft ingenomen. Bovendien komt het vaak voor dat de hond in de dagen (of weken) voorafgaand al heeft ingenomen, zonder dat men het gemerkt heeft.

Er zijn twee mogelijkheden:

  • Een éénmalige, kleine inname (alleen gelikt, enkele graantjes, klein hapje) van een product waarvan de concentratie 0.005 % is (bij twijfel bellen naar het Antigifcentrum).

Er zijn geen maatregelen nodig. Voor alle zekerheid kan men de eigenaars verwittigen om bij één van de bovenvermelde symptomen contact op te nemen met de veearts. Dit omdat het altijd mogelijk is, dat ze zich vergist hebben in de ingenomen dosis.

  • In alle andere gevallen:
    • Bij een recente inname (minder dan 1 uur) is het aangewezen om de hond te doen braken en vervolgens actieve kool te geven.
    • Plus altijd een bloedonderzoek (PT Quick):
      • 24 tot 48 uur na de inname en indien deze normaal is.
      • 72 tot 96 uur na de inname.

Als de PT Quick afwijkend is, dient men Vitamine K1 te geven (zie verder).

Wat te doen bij symptomen of gestoorde PT Quick?

De basisbehandeling bestaat in het toedienen Vitamine K1.

Het enige in België beschikbare product is Konakion (10 x 10mg/1mL). In Frankrijk is Vitamine K1 beschikbaar in comprimés van 50 mg. Te bestellen via apotheken in België bij:

Laboratoire TVM, BP 44, 63370 Lempdes, tel: 00 33 4 736 17 227 of via groothandel Centravet Export: tel. 00 33 296 84 36 80.

  • Bij voorkeur PO (liefst samen met vet eten: betere absorptie).
  • Indien oraal niet mogelijk SC.
  • IV alleen bij levensbedreigende situaties als SC of PO niet mogelijk is.
  • Bij voorkeur niet IM wegens kans op hematomen.
  • Honden kalm houden om verwondingen te vermijden.
  • Orale overdosage met Vitamine K1 is niet mogelijk.

PS1: Preventief Vitamine K1 heeft geen zin (in het begin heeft men nog genoeg reserve en het belemmert een latere diagnose).

PS2: Na genezing (normalisatie PT Quick) blijft de hond nog enkele weken zeer gevoelig voor een nieuw contact met anticoagulantia. Dus een nieuwe kleine inname kan al symptomen geven.

Bij ernstige bloedingen:

Vol bloed 20 ml/kg (eerste helft snel, andere helft traag) en Vitamine K1 (zie verder).

Bij lichte symptomen of alleen gestoorde PTQuick:
  • Vitamine K1 ladingsdosis: 5 mg/kg. Eventueel dezelfde dag een tweede dosis (Als eerste dosis vroeg gegeven is). Volgende 2 dagen 5 mg/kg één keer per dag. Vervolgens gedurende 4 weken 2.5 mg/kg/dag.
  • Warfarin: stoppen na 1 week.
  • Na stopzetting Vitamine K1: PTQuick controle na 2 dagen en indien deze normaal is na 4 dagen een tweede controle en zonodig Vitamine K1 herstarten.

Opgelet! Vitamine K3 (=menadion), beschikbaar als natrium bisulfiet, is NIET geschikt als antidoot.

Flow chart

Literatuur:

  • Plumb D.C., Veterinary Drug Handbook, 4th edition, 2002.
  • http://www.liphatech.com/animal-health/overview
  • Anticoagulant rodenticides, EHC 175, 1995.
  • Woody J.M., Murph M.J., Ray A.C., Green R.A., Coagulopathic Effects and Therapy of Brodifacoum Toxicosis in Dogs. Journal of Veterinary Internal Medicine 41992; 6:23-28.
  • http://www.vspn.org/Library/misc/VSPN_M01287.htm
  • Petterino C. and Biancardi P., Toxicology of Various Anticoagulant Rodenticides in Animals, Vet Human Toxicol 43 (6) December 2001.
  • Campbell A. and Chapman M., Handbook of Poisoning in Dogs and Cats. 2000.
  • Lorgue G., Lechenet J. et Rivière A., Prècis de Toxicologie clinique vétérinaire, 1987.
  • Osweiler G.D., Toxicology. 1996.
  • Peterson M.E. and Talcott P.A., Small Animal Toxicology, 2006.
(*) gebaseerd op cijfers van 2018