Deze tekst is bedoeld voor professionelen. Het is mogelijk dat je niet alle gebruikte termen begrijpt.
Jaarlijks ontvangt het Antigifcentrum ongeveer 55.000 oproepen, d.w.z. een 150-tal oproepen per dag. Bij bijna 84 % van deze oproepen gaat het om een reële blootstelling aan een product (zogenaamde “klassieke oproepen”). In 44 % van deze gevallen met een slachtoffer betreft het een blootstelling aan een medicament. In één derde van deze gevallen is er sprake van een therapeutische vergissing. Dat betekent een 20-tal oproepen per dag. Het gaat dan meestal om overdosering of het gebruik van een verkeerd product. Regelmatige evaluatie van deze ongevallen is belangrijk om eventuele problemen met een geneesmiddel op het spoor te komen.
Sinds 2012 is er een nieuwe Europese regelgeving (richtlijn 2010/84/EU http://ec.europa.eu/health/files/eudralex/vol-1/dir_2010_84/dir_2010_84_nl.pdf) van kracht inzake geneesmiddelenbewaking waarbij de definitie van een bijwerking (een schadelijke en ongewilde reactie als gevolg van een normaal gebruik van een geneesmiddel) uitgebreid werd naar een reactie als gevolg van een verkeerd gebruik, een medicatiefout, misbruik en professionele blootstelling aan een geneesmiddel.
Melding kan gebeuren door zowel publiek als zorgverleners aan het Belgisch Centrum voor Geneesmiddelenbewaking van het Federaal Agentschap voor geneesmiddelen en gezondheidsproducten (FAGG): https://www.afmps.be/nl/notification_effets/humane_geneesmiddelenbewaking.
Elk jaar ontvangt het Antigifcentrum een 7.000-tal oproepen in verband met therapeutische vergissingen. In 60 % van de gevallen is het slachtoffer een volwassene en in 40 % van de gevallen een kind. Bij kinderen gebeuren de meeste vergissingen in de leeftijdscategorie van 1 tot 4 jaar.
Dit is de meest voorkomende vorm van therapeutische vergissingen. Het komt in 66 % van de gevallen voor bij volwassenen en in 63 % bij kinderen.
Bij kinderen gebeuren overdoseringen voornamelijk met analgetica, antipyretica en ontsteking werende middelen. Het gaat hier vooral om paracetamol, gevolgd door ibuprofen. Vervolgens is de medicatie voor het ademhalingsstelsel (antitussiva, mucolytica, medicatie voor astma – montelukast en salbutamol (Ventolin®)) en neusdruppels verantwoordelijk voor overdoseringen. Daarna volgen op de derde plaats de antibiotica (de macroliden azithromycine, Zitromax®) en de penicillines amoxycilline, Clamoxyl®).
Geneesmiddelen voor het neurologisch stelsel treffen we op de vierde plaats aan: de H1 antihistaminica, de neuroleptica (vooral risperidone, Risperdal®), de anticonvulsiva (vooral valproïnezuur, Depakine®) en de centraal stimulerende middelen (methylphenidaat, Rilatine®).
Bij volwassenen komen overdoseringen het vaakst voor met geneesmiddelen voor het neurologisch stelsel. De drie voornaamste groepen zijn de hypnotica-sedativa-anxiolytica (vooral de benzodiazepines), de SSRI antidepressiva, en de anticonvulsiva (valproïnezuur, Depakine®; lamotrigine, Lamictal®, Lambipol®; carbamazepine, Tegretol®). De categorie cardiovasculaire medicatie komt op de tweede plaats met als voornaamsten de bètablokkers (bisoprolol), de antihypertensiva en de statines. De groep analgetica, antipyretica en ontstekingswerende middelen (vooral paracetamol en tramadol), volgt op de derde plaats. De vierde plaats wordt ingenomen door medicatie van het hormonaal stelsel (schildklierhormoon, metformine en corticoïden).
Voorbeelden:
In 25 % van de gevallen bij kinderen en in 20 % van de gevallen bij volwassenen gaat het om een vergissing van product.
Bij kinderen gaat het vaakst om medicatie van het ademhalingsstelsel: met name neusdruppels op basis van imidazolines en anticholinergica (Atrovent®). Daarna volgen de analgetica, antipyretica en ontsteking werende middelen: met name paracetamol en ibuprofen. Even vaak als deze laatste categorie is ook de medicatie voor uitwendig gebruik betrokken bij medicatievergissingen: met name ontsmettingsmiddelen voor de huid, mondspoelmiddelen en oordruppels.
Voorbeelden:
In 7 % van de gevallen bij volwassenen en in 4% bij kinderen gaat het om een verkeerde innameweg. De meest voorkomende problemen zijn: ingestie van gelules op basis van tiotropium bromide (Spiriva®: bestemd voor inhalatie), inslikken van mondspoelmiddelen (bv. isobetadine), inslikken van oplossingen voor aërosol (bv. Bisolvon®), oorduppels (bv. Otipax®) gebruiken als oog- of neusdruppels, pijnstillers in druppelvorm gebruiken als oogdruppels, druppels voor zuurtegraadregeling gebruiken als oogdruppels, inname van suppo’s of vaginale ovules (bv. Infectim®).
De potentieel meest gevaarlijke ongevallen doen zich voor bij intraveneuze injectie van producten bestemd voor oraal gebruik (patiënten met gastrostomie die ook een intraveneuze lijn hebben) of producten voor intramusculair gebruik.
Blootstelling na de vervaldatum van een product komt in 2 tot 3 % van de gevallen voor bij volwassenen en kinderen. Inname van producten na de vervaldatum verontrust heel wat mensen maar stelt eigenlijk nooit een probleem.
Een geneesmiddel dat vervallen is heeft een actief bestanddeel dat niet meer stabiel is of waarvan de vorm (zetpil, tablet, crème) niet meer stabiel is. De stabiliteit wordt bepaald door de manier waarop een geneesmiddel bewaard wordt. Dit betekent echter niet dat de kwaliteit van een geneesmiddel noodzakelijk slecht of is na deze datum. Men mag aannemen dat de meeste geneesmiddelen onder vaste vorm (b.v. comprimés of capsules) 70 % tot 80 % van hun werking behouden gedurende tenminste 1 à 2 jaar na de vervaldatum, op voorwaarde dat zij in adequate omstandigheden bewaard werden.
Antibiotica siropen kan men gewoonlijk een 15-tal dagen gebruiken mits correcte bewaring. Vloeibare bereidingen die geen antibiotica zijn, kunnen na opening 6 maanden bewaard worden op kamertemperatuur als ze een bewaarmiddel bevatten. Preparaten voor oftalmologisch gebruik mogen, eens geopend, niet langer dan één maand gebruikt worden gezien het gevaar voor microbiële contaminatie.
Onafhankelijk van de farmaceutische vorm (comprimé, vloeibare vorm, enz.) moet men er mee rekening houden dat voor geneesmiddelen met een nauwe therapeutische zone (b.v. anti-epileptica, hartglycosiden, thyroidhormonen, immunosuppressiva) elk verlies van doeltreffendheid gevaarlijk kan zijn.
Besluit
Analyse van onze gegevens geeft een goed overzicht van de risicofactoren en risico-omstandigheden voor therapeutische vergissingen:
Daarom kunnen we volgende tips geven ter preventie van therapeutische vergissingen:
Referenties