Solanine zit in de bessen, kiemen, jonge scheuten, bloemen, stengel, bladeren en groene knollen van de aardappelplant. Het slecht inkuilen van aardappelen, blootstelling aan licht en beschadiging kunnen de concentratie in de plant, en dus de giftigheid doen toenemen. Ook in tomaten zit een beperkte hoeveelheid solanine. Tomatine zit in de volledige tomantenplant, maar verdwijnt na rijping uit de vrucht. De bladeren en stengels van de tomatenplant zijn dan ook giftig en niet geschikt voor consumptie.
Solanine en tomatine worden niet afgebroken tijdens het koken, bakken en frituren. De hoeveelheid solanine kan sterk variëren. Vandaag de dag worden zelfs aardappelrassen geteeld met een lager solaninegehalte.
Solanine en tomatine hebben beiden een bittere smaak en geven een branderig gevoel in de mond. In grotere hoeveelheden zijn solanine en tomatine giftig voor de mens. Ze behoren tot de groep van de zogenaamde glycoalkaloïden en kunnen bij inname misselijkheid, buikpijn, braken en diarree veroorzaken. In zeer zeldzame gevallen treden duizeligheid of hevige darmkrampen op.
Ernstige vergiftigingen zijn gelukkig zeldzaam gezien de giftige bestanddelen meestal meteen worden uitgebraakt. Indien symptomen zich voordoen, treden deze doorgaans twee tot twintig uur na inname op.
Om de inname van solanine te beperken gelden de volgende adviezen: