Op dit ogenblik is er op de Belgische markt sprake van twee veel gebruikte groepen ratten-en muizenvergif, met als onderscheid hun actieve stof.
De eerste en grootste groep bevat anticoagulantia, producten die de bloedstolling remmen. Bij ratten- en muizenvergif op basis van anticoagulantia wordt op de verpakking aangegeven dat het om een bloedstollingsremmend middel gaat en dat het tegengif (antidotum) Vitamine K1 is.
Je kan volgende actieve stoffen tegenkomen (niet-limitatief): brodifacoum, bromadiolone, coumachlor, coumatetralyl, dicoumarol, difenacoum, difethialone, flocoumafen, warfarine, chlorophacinone, diphacinone en pindone.
De tweede groep bevat alfa-chloralose, een oud slaapmiddel dat op het centraal zenuwstelsel inwerkt. Bij muizenvergif op basis van alfa-chloralose vind je op de verpakking onderstaande vermelding: 4% chloralose (CAS 15879-93-3).
Neem in geval van twijfel contact op met het Antigifcentrum (070 245 245).
Mogelijke gevolgen bij een vergiftiging kunnen zijn: makkelijk optreden van blauwe plekken en wondjes die langer blijven bloeden.
Bij zeer ernstige vergiftigingen kan er zelfs bloedverlies in de urine of de stoelgang optreden.
De eerste symptomen treden pas op na 2 à 3 dagen. Het is dus belangrijk om aandachtig te zijn voor deze tekenen.
Dieren
Korte tijd na inname zien we de eerste symptomen verschijnen. Het dier zal verward zijn en kan beven. Het zal eveneens zeer gevoelig zijn voor aanraking en geluid, met een mogelijke agressieve reactie tot gevolg.
Bij zeer grote innames evolueren deze symptomen verder naar stuipen en coma.
Kinderen en volwassenen
De symptomen starten vaak twee uur na de inname.
In eerste instantie treden braken, duizeligheid, beven en ‘dronkenschap’ op.
Kenmerkend is de aanwezigheid van spiertrekkingen omwille van de verhoogde gevoeligheid voor prikkels.
Bij zeer grote innames kan dit beeld binnen enkele minuten overgaan tot coma.
Rattenvergif dat met de handen in aanraking komt, kan worden weggewassen met water en zeep.
De hoeveelheid gif is te klein om effect te hebben.
Jonge kinderen die spelenderwijs een kleine hoeveelheid inslikken of in de mond nemen, vertonen bijna nooit symptomen en hebben zelden een behandeling nodig.
Voor alle andere innames: neem contact op met je huisarts of het Antigifcentrum.
Probeer de naam van het middel te noteren of de verpakking bij de hand te houden. Wij kunnen je dan adviseren of het nodig is om verdere medische zorg te zoeken.