Gifstoffen hebben de mensheid altijd geïnteresseerd: angst voor giftige dieren of planten en fascinatie voor de werking van kruidenextracten hoorden bij het leven. Vroeger werden epidemieën, besmettelijke ziekten en onverklaarbare sterftes vaak toegeschreven aan vergiftigingen, omdat men nog niets wist over het bestaan van bacteriën en virussen als ziekteverwekkers.
De oude Grieken en Romeinen maakten al gebruik van gif en giftige planten. In hun geschriften staan heel wat verhalen over giftige stoffen en hun medicinale toepassingen. Een goed voorbeeld is arsenicum. Bekende klassieke auteurs als Hippocrates, Aristoteles en Plinius de Oudere schreven er geneeskundige krachten aan toe. Arsenicum werd uiteraard ook gebruikt als een effectief middel om politieke tegenstanders en lastige echtgenoten uit de weg te ruimen. Met de beperkte medische kennis van die tijd was het vrijwel onmogelijk om de doodsoorzaak te achterhalen. Nog zeker tot de ontwikkeling van een nieuwe detectiemethode in de 19de eeuw zou arsenicum ‘de gifkoning’ blijven.
Toxicologie als wetenschap
De basis voor toxicologie als wetenschap werd gelegd in de renaissance door de Zwitserse arts Philippus von Hohenheim (1493-1541), beter bekend als Paracelsus (zie afbeelding). Zijn legendarische stelling ‘dosis sola facit venenum’ (de dosis bepaalt of iets een gif is) is nog steeds de lijfspreuk van de toxicologie. Een ander belangrijk figuur was de chirurg Ambroise Paré. Hij schreef over CO-vergiftigingen en bewees dat het gebruik van een bezoarsteen als antidotum niet kon werken. Een bezoar wordt in de maag van mensen of dieren gevonden en bestaat eigenlijk uit verharde en onverteerde substanties (voedsel, haren enz.).
Vanaf de 18de eeuw werd er pas echt werk gemaakt van de moderne toxicologie. Vernieuwende ideeën, technieken en uitvindingen als de maagpomp brachten de wetenschap in een heuse stroomversnelling. De Italiaan Felice Fontana schreef één van de eerste wetenschappelijke studies over slangengif (Traité sur le venin de la vipère, 1781). Fontana toonde daarin dat de symptomen van een patiënt resultaat waren van de specifieke uitwerking die het gif had op verschillende organen. Al even vooruitstrevend was het werk van chemicus James Marsh. Die presenteerde in 1836 een nieuwe methode om arsenicum te detecteren. Wat voortaan de ‘Marsh-test’ zou gaan heten werd een cruciaal hulpmiddel in het bestrijden van de misdaad. Enkele jaren later werd deze methode voor het eerste gebruikt in een rechtszaak door de beroemde arts Bonaventure Orfila (1787-1853). Het inzetten van een medische expert in de rechtspraak was tot dan vrij ongewoon, maar zou snel aan populariteit winnen. Orfila werd één van de vaders van de hedendaagse toxicologie.
Moderne wetenschap
Tegenwoordig is de toxicologie geëvolueerd naar een complexe moderne wetenschap. Toch blijft de grens tussen geestverruimend, geneeskrachtig, schadelijk en dodelijk dikwijls vaag. Dosis sola facit venenum.
Wist je dat …