Indien, op basis van de symptomen en de omstandigheden, vermoed wordt dat het om een CO-intoxicatie gaat, is het belangrijk deze diagnose te bevestigen door een meting van het CO-gehalte. Er bestaan hiervoor verschillende methodes, de betrouwbaarheid ervan hangt vaak af van de zorgvuldigheid waarmee de meting gebeurt.
Indien de CO-blootstelling door één van deze methodes bevestigd wordt bij een bepaalde patiënt, mag aangenomen worden dat andere patiënten die zich in dezelfde omgeving en omstandigheden bevonden, ook geïntoxiceerd zijn.
De gemeten CO-waarde heeft enkel een diagnostische waarde en bepaalt niet de juiste behandelingsmethode (zuurstof in masker of hyperbare zuurstof) – hiervoor zijn andere criteria meer geschikt.
Een aantal toestellen kunnen de CO in de omgevingslucht opsporen. Brandweerdiensten en de meeste hulpdiensten beschikken erover. Gesofistikeerde apparaten laten zelfs toe om gedurende korte of langere periode CO-waarden in de lucht te registreren.
Er bestaan ook CO-detectoren voor huishoudelijk gebruik. Zij hebben als doel de CO-concentratie in de lucht te volgen en een alarmsignaal te geven wanneer een bepaalde CO-concentratie gedurende een bepaalde tijd overschreden wordt. Helaas doen deze toestellen niet altijd datgene waarvoor ze ontworpen zijn: CO detectoren voor huishoudelijk gebruik: de puntjes op de i.
Indien mogelijk moet men eerst bloed prikken, alvorens zuurstof toe te dienen. Het heparinebuisje moet volledig vol zijn. De dosering van carboxyhemoglobine gebeurt door spectrofotometrie. Het resultaat wordt uitgedrukt als percentage van carboxyhemoglobine, tegenover het totaal hemoglobine.
Men kan ook het COHb-gehalte zelf bepalen. Het resultaat wordt uitgedrukt in mmol per 100 ml of in ml per 100 ml. Het % COHb wordt dan berekend door het COHb-gehalte in ml per 100 ml te delen door 1,39 keer de hemoglobineconcentratie (in gram per 100ml).
Opgelet: de interpretatie van een gemeten COHb-gehalte is niet altijd gemakkelijk; lage COHb gehaltes kunnen ook te wijten zijn aan een spontane eliminatie van CO uit het lichaam. Zelfs als geen extra zuurstof wordt ingeademd, halveert het COHb-gehalte na ongeveer 4 uur. Dit gaat duidelijk sneller als behandeld wordt met zuurstof. Het is dus belangrijk om bij de gemeten COHb-waarde ook te melden wanneer dit bloed werd afgenomen en hoe lang de patiënt al zuurstof ademde op dat ogenblik.
Een laag COHb-gehalte is dus niet voldoende om een diagnose uit te sluiten: na een zekere tijd heeft het lichaam de CO spontaan geëlimineerd.
Men kan het gehalte carboxyhemoglobine in het bloed inschatten aan de hand van de CO-concentratie in de uitgeademde lucht.
Het slachtoffer ademt diep in en blaast vervolgens volledig uit in een meetzakje. Dit zakje is verbonden met een pomp die een welbepaalde hoeveelheid lucht in een reageerbuisje stuurt. Indien de uitgeademde lucht CO bevat, zal het reagens veranderen van kleur. Men kan op de waardeschaal, aangebracht op het buisje, het geschatte COHb-gehalte aflezen.
Er bestaan ook apparaten die onmiddellijk het gehalte carboxyhemoglobine weergeven op een scherm.
Dit onderzoek is nuttig voor het opsporen van slachtoffers bij een collectieve CO-intoxicatie. Het geeft onmiddellijk resultaat en dit laat een eerste triage van de slachtoffers toe.
Deze methode is niet nauwkeurig en het slachtoffer moet bij bewustzijn zijn om in het zakje te kunnen blazen.
De Pulse CO-oximeter maakt gebruik van een clipsysteem dat op de vinger wordt aangebracht. The Pulse CO-Oximetry-methode onderscheidt de unieke karakteristieke lichtabsorptie van elke soort hemoglobine (oxyhemoglobine, carboxyhemoglobine, methemoglobine...). De lichtabsorptie, gemeten door de sensoren, wordt omgezet in een elektrisch signaal en uiteindelijke in een specifieke waarde van de concentratie van een bepaald hemoglobine in het bloed.
Deze methode is niet-invasief en laat triage van patiënten toe, zelfs als deze niet bewust zijn.
Interferentie van omgevingslicht kan een sterk vervalste waarde geven van het geschatte COHb-gehalte. Er is een zwart rubberen vingerkapje beschikbaar om de sensor van het omgevingslicht af te schermen, maar dit wordt niet vaak gebruikt. De gemeten waarden zijn dan vaak niet betrouwbaar.