Vingerhoedskruid (Digitalis purpurea)

 
 
Vingerhoedskruid is in grote delen van België en Nederland een inheemse plant, maar vaak komen verwilderde exemplaren voor van gekweekte siervariëteiten. De plant bevat stoffen die een krachtige werking hebben op het hart. Zware vergiftigingsgevallen zijn uitzonderlijk, meestal gaat het om huidirritatie na huidcontact met de plant.
 
 
 
 

Symptomen

De symptomen verschijnen doorgaans binnen de eerste drie uren na inname en beginnen vrijwel altijd met maagdarmstoornissen, eventueel samengaand met duizeligheid, hoofdpijn, vermoeidheid, gezichtsstoornissen, verwarring en soms stuipen. Dit kan meerdere dagen duren. Heel kenmerkend is de vertraagde en soms onregelmatige polsslag. Een zware vergiftiging kan leiden tot hartstilstand. Opmerkelijk is dat de hartproblemen niet altijd worden voorafgegaan door of samengaan met andere symptomen!

 
 
 
 

Behandeling

Het eten van één of twee verse bloemen baart in de regel weinig zorgen; toch is het raadzaam actieve kool toe te dienen. Bij elke andere inname van vers of gedroogd materiaal of bij het optreden van verdachte symptomen dient onmiddellijk een arts geraadpleegd, eventueel gevolgd door opname in het ziekenhuis. In geval van huidcontact moet de huid goed gewassen worden.

 
 
 
 

Toxiciteit

De giftige stoffen zitten in alle delen van de plant.

Door de aanwezigheid van hartglycosiden wordt vingerhoedskruid gebruikt als geneeskrachtige plant. De marge tussen therapeutische en toxische dosis is echter smal, waardoor zich bij medisch gebruik ook symptomen van een intoxicatie kunnen manifesteren. Daarnaast bevat de plant ook irriterende saponinen. De giftige stoffen zitten in alle delen van de plant. De toxiciteit verdwijnt niet na drogen of koken.

 
 
 
 

Meer weten?

Vingerhoedskruid behoort tot de weegbreefamilie (Plantaginaceae). Het is een nauwelijks vertakte, hoog opschietende, doorgaans tweejarige plant, die in juni-september bloeit. De plant wordt tot 200 (-250) cm hoog en heeft grote, langwerpig-eironde, gekartelde, aan de onderzijde behaarde bladeren. De meestal onvertakte, tot 70 cm lange, naar de zon gekeerde bloemtrossen zijn opgebouwd uit 3-5 cm lange, buisvormige bloemen. Bij wilde planten zijn de bloemen purperroze. De siervariëteiten hebben dikwijls een lichter gekleurde bloemkroon.